Draadverbindingen
met een gewicht van niet meer dan 50 kg
Voor eenlaagse touwen moet de minimale afstand tussen de draadverbindingen binnen één strand 50 × de touwdiameter zijn (dDe draden met een diameter van meer dan 0,4 mm moeten door lassen met elkaar verbonden zijn.4 mm in diameter worden met elkaar verbonden door lassen of door eindjes in de strengenvorming te plaatsenHet is toegestaan de draden gedeeltelijk te kruisen aan de ingevoegde uiteinden, maar de draden moeten binnen de draden verzegeld zijn en niet blootgesteld zijn.
Spiraalstrengtouwen
Voor spiraalstrengsnoeren mag de afstand tussen twee draadverbindingen niet kleiner zijn dan 50 m. Voor de afgewerkte spiraalstrengsnoeren:het gewricht van welke lengte dan ook mag niet groter zijn dan één en de laspositie van elke draad moet duidelijk op de touwen worden aangegeven.Bij draadverbindingen wordt gebruikgemaakt van flitsend of omgekeerd laswerk.
Normale referenties: ISO 3444-2023, Draden van roestvrij staal