1In het algemeen moet de test worden uitgevoerd bij een omgevingstemperatuur tussen 10 °C en 35 °C. Bij een strikt gecontroleerde test moet de testtemperatuur 23 °C ± 5 °C blijven.
2. Plaats het proefstuk op de testmachine en zorg ervoor dat de middelste as van het proefstuk in lijn is met de middellijn van de grepen van de testmachine.
3Voor trekstukken die met de methode van gesmolten metaal of hars worden behandeld, moet bij gebruik van een verticale machine het ene uiteinde van het proefstuk in de bovenkaak worden gehouden.stel het krachttemingssysteem dan op nul voordat u de onderste bevestiging bevestigt.
4Voor de rechtstreekse greepmethode dient een geschikte bevestiging te worden gekozen.tussen het proefstuk en de bevestiging om schade aan het proefstuk door de bevestiging te voorkomen.
5Tijdens de test moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de touwstukken draaien waardoor de nauwkeurigheid van de test wordt beïnvloed.
6De testkracht moet gedurende de test gestaag worden toegepast en mag snel worden toegepast totdat deze meer dan 80% van de minimale breekkracht, Fmin, overschrijdt.de kracht wordt toegepast met een snelheid van maximaal 0,5 % Fmin per seconde.
Bij de trekproeven van draaddraad is het van belang dat de veiligheidsprocedures worden nageleefd voor de bediener van de machine, de waarnemers en de omgeving.Als er geen draad is, kan het tijdens de test met objecten op grote afstand botsen en doordringen.Er moeten ten minste passende beschermingsschilden worden gebruikt die rechtstreeks rond de monsters, alsmede rond de bediener en waarnemers worden geplaatst.
7De eigenschappen zoals verlenging bij een bepaalde kracht, verlenging bij breuk, kracht bij het eerst breken van de draad, enz. kunnen ook worden gecontroleerd volgens de vereisten.
8De test kan worden afgewezen in gevallen waarin de touwbreuk optreedt op een afstand van zes touwdiameter.
Normale referenties:ISO3108